My CMS

Bevlogen drenkelingen: de kunstprofessional

09bDe broekriem kan weer wat losser, zegt men. Koop vooral een nieuwe auto, bras eens lekker buiten de deur. De crisis is voorbij. De economie trekt weer aan. Zegt men.

Ik ben er niet zo van overtuigd. Best mogelijk dat de CBS conjunctuurklok reden geeft tot optimisme (0,2% groei in het 2e kwartaal van 2015), maar dat is berekend op basis van maar 15 indicatoren, zoals het aantal faillissementen, het consumentenvertrouwen en het aantal uitzenduren. Wat we niet zien zijn de zaken die slecht gaan, maar niet zo slecht dat de ellende over de plinten klotst.

Neem nou de kunstprofessional. Ondanks de kaalslag… eh, reorganisatie in de kunsten staat de culturele sector stevig op haar benen. Hoewel de overheid in 2014 een half miljard minder uitgaf aan kunst en cultuur dan in 2011 hebben we nog steeds uitstekende orkesten, vermaarde musea en een goede naam op het gebied van dj’s en vormgeving. Maar in de tussentijd is de sector ingrijpend veranderd. Instellingen zijn de laan uitgestuurd, omgeherfuseerd, gecultuurclusterd. De Raad voor Cultuur constateerde al in haar ‘Cultuurverkenning’ (juni 2014) dat de sector wordt gedomineerd door ‘een beperkt aantal iconische instituten enerzijds en een groot aantal individuele kunstenaars, kleine bedrijfjes, tijdelijke voorzieningen en initiatieven anderzijds’. Kunstenaars, die geroemd worden om hun doorzettingsvermogen en gedrevenheid, die verborgen werkloosheid en onderbetaling maskeert. De Raad onderstreept de urgentie van dat probleem, omdat ‘er werd gehoopt dat minder publieke middelen voor de kunsten en erfgoed gecompenseerd zouden worden door meer private financiering. Dat is niet gebeurd’.

Ofwel, de hardwerkende bevlogen kunstenaar dicht het gat op de cultuurbegroting door met veel minder genoegen te nemen. Wat hij/zij daar allemaal voor moet doen valt te lezen in het conceptprofiel van de kunstprofessional dat het LKCA (Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst) samen met het werkveld opstelde in opdracht van het KVDO (Kunstvakdocentenopleidingen). Dat schetst de beroepspraktijk van een kunstprofessional in de actieve cultuurparticipatie en welke eisen daaraan worden gesteld. Slechts 20% van deze groep werkt uitsluitend in loondienst, de rest deels of geheel als zzp-er. Omdat kunstbeoefening verandert (meer ad hoc, korter, diverser, en meer multidisciplinair) moet die 80% nogal wat meenemen om aan werk te komen. Naast de artistieke en ambachtelijke kwaliteiten als vakspecialist betekent dat onder meer interdisciplinair kunnen werken (projectmatig werken met digitale media in een stimulerende rol; inzichten in alle andere kunstdisciplines), omgevingsbewust zijn met een brede blik (collectieven kunnen vormen, aansluiten op actuele vragen), bruggen kunnen bouwen ( samenwerken, netwerken, partners verbinden), conceptueel denken (ontwerpend leren, in een maatschappelijke context werken), ondernemend zijn (acquisitie, boekhouding, inspelen op nieuwe kansen), kunnen werken met groepen met een groot verschil in niveau, ambitie en cultuur, de bereidheid en het vermogen om een leven lang te leren, en digitale ontwikkelingen gericht in kunnen zetten.

Wie denkt dat je door dat alles in huis te hebben met een voorsprong kan beginnen in een sector die zo sterk door krimpende budgetten wordt gekenmerkt, komt bedrogen uit. Want elke buurjongen met een kwast in de hand of een tutu aan kan je concurrent zijn. De criteria voor bevoegdheid zijn namelijk komen te vervallen, zodat er geen wettelijk kader voor kwaliteitstoetsing bestaat. De werkgever mag zelf bepalen welke bekwaamheid en opleiding deze nodig acht voor functies in dit werkveld.

Inderdaad, kunst en cultuur is nog immer een dynamische sector waarin dankzij gemotiveerde professionals bijzonder veel moois te beleven valt. Het discussiestuk van de Raad voor Cultuur geeft echter duidelijk aan wie hiervoor uit eigen zak investeert, met onzichtbare crisisindicatoren tot gevolg. Want hoe lang kun je gedreven mensen aan je binden in een sector waarin iedereen naar hartenlust aan de slag kan, en die vooral betaalt in boterhammen met tevredenheid?

In het beroepsprofiel staat ergens dat de kunstprofessional over bijzondere competenties moet beschikken met een voet binnen en een voet buiten verschillende systeem- en leefwerelden, zodat deze voor het hele proces zowel de buitenboordmotor is als de kapitein.

Jaja, zo lust ik er nog wel wat. Door iemand tot kapitein te promoveren verander je een houtvlot of rubberen band echt niet in een zeewaardig schip. De praktijk spreekt duidelijke taal: het gaat hier om een grote groep mensen die met veel kleine klusjes amper het hoofd boven water kan houden. Zo iemand is geen stoere kapitein op een oceaanreus, maar een bevlogen drenkeling. In een woelige zee.

LINKS

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *